Ferry Holtkamp is nog maar 14 jaar als een Japanse soldaat vanuit een boom zijn vriendje Donnie voor zijn ogen neerschiet. Hij aarzelt geen moment als hij de kans krijgt om deel te nemen aan een verzetscel die door een Nederlandse KNIL-sergeant wordt opgestart vanuit het ouderlijk huis van Ferry…
Gisteravond heb ik op het symposium over het verzet in Nederlands-Indië, getiteld ‘Niks ‘sudah, laat maar’…, in het Verzetsmuseum in Amsterdam een lezing mogen geven waarin ik verzetsheld Ferry Holtkamp voor het voetlicht heb gehaald.
Het ont-dekte geheim
Gedurende 14 jaar na onze kennismaking in 1995 rond mijn eerste boek DE HEL VAN TJIDENG heb ik met hem gesproken over wat hij in Nederlands-Indië vanaf zijn jeugd heeft meegemaakt, tot aan het einde van zijn bewogen leven. Hij schreef mij maandelijks lange brieven van wel 18 of meer kantjes, waarin hij herinneringen opdiepte uit zijn fotografisch geheugen over de omstandigheden waaronder hij het verzet in ging tijdens WO II en hoe van gevangenis naar gevangenis werd gesleept, gemarteld en opnieuw veroordeeld zonder ooit te weten waarvoor precies. Wat deze jonge knul tot aan zijn achttiende heeft meegemaakt, is nauwelijks te bevatten. Het is een optelsom van bizarre omstandigheden en situaties waarin hij keer op keer kans ziet te overleven.
Pas aan het einde van zijn leven ontdekt hij welk geheim daaraan ten grondslag heeft gelegen. Een ontroerende en voor hem allesbeslissende ont-dekking die hem helpt vrede te vinden vlak voordat zijn tijd op aarde ten einde loopt. Op 12 november 2008 sluit hij voorgoed zijn ogen, nadat hij de folder van de uitgever heeft gezien waarin zijn/ons boek IK BEKEN op de voorkant prijkt.
Gisteren heb ik mijn lezing afgesloten met het gedicht Wachten dat ik eerder heb geplaatst onder NIEUWS: ik heb het bij zijn crematie aan Ferry en zijn verzetsmaten opgedragen en aan alle andere verzetshelden, de genoemde en de naamloos-geblevenen.